Korte toespraak ter gelegenheid van 100 jaar van Hoogevest Architecten Hilversum, 22 april 2009
Vooreerst een hartelijke en welgemeende felicitatie bij het bereiken van deze memorabele mijlpaal. In de architectenwereld een grote zeldzaamheid. Van grootvader, tot vader, tot zoon, steeds vrolijker op de foto.. De 100-jarige Wijdeveld schreef een boek: ‘mijn eerste eeuw’ van Hoogevest gaat springlevend zijn tweede in!
Voor mij een eer U bij deze mijlpaal te mogen toespreken.
Nadenkend – al heel lang – over ‘Bouwen op Historie’ wil ik U eerst deelgenoot maken van een algemene observatie. Ik doe dit met het oog op het thema van deze middag en absoluut niet om dit eeuwfeest te relativeren. Bouwen én Historie bestrijken een schier oneindig tijdvlak. Het kan haast niet anders of er moeten enige fundamentele constanten zijn. Schrikt u niet van de getallen. Dankzij de kredietcrisis klinken ze u misschien wel vertrouwd…
Bekend is dat de aarde circa 6 miljard jaar geleden is ontstaan uit een grote gloeiende gaswolk. De oudste sporen van leven op aarde gaan zo’n 4½ miljard jaar terug.
Wanneer je om deze astronomische getallen enigszins tastbaar te maken, de levensduur van de aarde uitzet op de tijdschaal van één jaar, dan beslaat bijvoorbeeld de twintigste eeuw hiervan ongeveer een halve seconde en de gemiddelde architectencarrière zo’n 0,2 seconde…
De natuurwetten die de evolutie stuurden vanaf het begin – wat is begin in dit verband – en die we pas heel recent en stapje voor stapje leren doorgronden, zijn nog steeds van kracht. Wij hebben er bij voortduring mee te maken ze zijn deel van onszelf. Ik noem er enkele, niet de minst onbelangrijke:
Zwaartekracht
Beweging
Groeikracht
Licht
Zwaartekracht en beweging kunnen heel precies berekend worden. Na het eerste inzicht dat Newton ons gaf zo’n 300 jaar terug gebruikt NASA in zijn ruimtevaartprogramma dat inzicht uiterst geavanceerd en precies. Alle ruimtereizen zijn erop gebaseerd. Deze foto van onze aardbol was mogelijk dankzij dat inzicht. Ook architectuur is in een constante dialoog met zwaartekracht. Het bijzondere is echter dat nog niemand weet waarom twee lichamen elkaar aantrekken.Wel hoeveel, niet waarom!
De samenhang tussen microcosmos en macrocosmos, tussen wat wij leegte noemen buiten ons om en de misschien nog wel grotere leegte in de micro-wereld wacht nog een lange reeks ontdekkingen.
De groeikracht door celdeling van bijvoorbeeld een boomwortel die de Lange Jan van Amersfoort kan optillen en de natuurkrachten die niet alleen onze gebouwen (denk bijvoorbeeld aan de bacteriën die de heipalen aantasten op 20m diep) maar ook bergmassieven afbreken en vergruizen, maakt nauwelijks deel uit van ons besef.
En dan licht, mogelijk het belangrijkste fenomeen.
Zonder licht waren wij er niet Was er geen verwondering geen architectuur Licht is misschien wel het mooiste bouwmateriaal altijd anders altijd in beweging onbarmhartig en kwetsbaar geeft leven maakt zichtbaar licht
is
Recent onderzoek maakt het steeds waarschijnlijker dat onze aardbol een aantal malen is getroffen door een grote meteoriet. Bij zo’n inslag komt een enorme hoeveelheid energie vrij en wordt een grote hoeveelheid gruis en waterdamp tot in de stratosfeer geworpen. Het wordt donker en de temperatuur daalt drastisch doordat het zonlicht nog maar nauwelijks doorkomt. Massale sterfte van levende wezens vindt plaats over de gehele aarde. De evolutie begint opnieuw.
Langs dezelfde weg? Het zou me niet verbazen.
Razend rotsblok mist de aarde op haar na (72.000km) kopte de NRC nog op 5 maart van dit jaar. Deze was nog geen 50 meter groot, ’n kleintje.Grotere met een diameter van bijvoorbeeld 1 kilometer hebben al het bovenomschreven effect..
Het zijn juist die natuurwetten die elke inslag overleven.
Die wetten en fenomenen stuurden ons vanaf het begin waarom zouden ze dat niet nog ’n tijdje blijven doen..
Waarom worden die oerverschijnselen zo veronachtzaamd, waarom bouwen we alsof zwaartekracht niet bestaat.. staan gebouwen zo scheef dat je er bang van wordt, steken er balkons uit waar je niet meer opdurft, zitten er gaten in gebouwen die alleen maar gat zijn, hoe groter en spectaculairder, hoe beter….? Hoeveel ‘iconen’ kun je náást elkaar bouwen die ook ‘iconen’ blijven in plaats van onderdeel te worden van de kermis der ijdelheden..
Wat is blijvend, fundamenteel en van waarde..?
Het lijken me relevante vragen, niet alleen voor bouwen, maar ook voor architectuur niet alleen in het verleden, maar ook in de toekomst.
Ik durf de stelling aan dat – naast natuurlijk enig toeval – die gebouwen monument zijn geworden of in de toekomst worden, die zicht op z’n minst baseren op die fundamentele wetten.
Die los van de waan van de dag of de hype van het nieuwe overeind blijven, letterlijk en figuurlijk..
Wat is nieuw? In de volksmond is er niets nieuw onder de zon of in de woorden van Louis Kahn: what is has been..
Natuurlijk snap ik ook de kracht van nieuwsgierigheid van het verleggen van grenzen en het toevoegen van nieuw besef.
Toen Van der Waals eind negentiende eeuw aantoonde dat ook atomen en moleculen elkaar licht aantrokken en dat licht materie is vroegen Zeeman en Lorentz in Leiden zich af of dat licht dan ook gevoelig was voor magnetisme, die ‘exotische’ andere aantrekkingskracht. Pas na vele jaren van proefnemingen en het uitvinden van de sterke elektromagneet bleek op een vrijdag dat bij een proef van een lichtstraal door een aan en uit te schakelen elektro-magnetisch veld er inderdaad een afbuiging van het licht zichtbaar was. In het daarop volgende weekend rekende Lorentz uit dat de massa van een elektron 1/1600 deel was van de massa van een waterstofatoom. Zij kregen daar beide de Nobelprijs Natuurkunde voor (1902) en wij enige tijd later de televisie, de projectie van een elektronenstraal gestuurd door een elektromagnetisch veld.
Het doorgronden van natuurwetten die er altijd al waren maakte nieuwe toepassingen mogelijk.
Ook in de architectuur gaat het om het doorgronden van die wetten. Dat geldt voor gebouwen uit het verleden en voor die in de toekomst. Er is eigenlijk geen wezenlijk verschil tussen restauratie, renovatie, uitbreiding of nieuwbouw wanneer ze alle gebaseerd zijn op diezelfde oerwetten.
Het gaat niet om ‘stijl’ of stijlvastheid.
Stijl is een achteraf-begrip door anderen bedacht om grip te krijgen op maar die de werkelijkheid van toen bijna per definitie te kort doet. Als architect ben je nooit bezig met stijl, niet met een geprogrammeerde manier van kijken, maar met kijken zelf, het besef van die fundamenten.
Het begrijpen van bestaande gebouwen bij hergebruik, het respecteren en waarderen van monumenten die hun functie hebben verloren maar vaak de kiem in zich dragen van een nieuw gebruik zal ons bezig moeten houden.
Het begrijpen ook van stedenbouw, bestaande structuren met een vaak eeuwenlange aanloop, het leren van de aanpassingen en het begrijpen van processen die tot die aanpassingen hebben geleid. Het behoort allemaal tot de basisplicht van de architecten, restauratoren, stedenbouwkundigen, etc. eigenlijk van iedereen.
Elke opgave is anders Er bestaat geen ander recept dan datgene wat vanuit begrip en besef toentertijd stuurde dat ook nu en in de toekomst zal doen.
Hoe is het mogelijk dat het monumentale verleden vaak bevroren wordt terwijl bestaande gebouwen alleen kunnen overleven als ze vitaal blijven. Als maatschappij, als gemeenschap kunnen we ons maar een zeer beperkt aantal monumenten permitteren die in hun oorspronkelijke staat van evident belang zijn (zoals dit stadhuis van Dudok). Al die andere tienduizenden monumenten hebben alleen overlevingskansen als ze vitaal blijven, als ze onderdeel blijven uitmaken van onze huidige dynamiek.
Waarom zou de kwaliteit van nu zich niet kunnen verhouden tot de kwaliteit van toen? In alle voorgaande eeuwen heeft de dynamiek van toen onze monumenten beïnvloed en gewijzigd. De afleesbaarheid door de tijd heen is deel geworden van de waarde van het monument nu. Zou dat opeens moeten stoppen? Vertrouwen we onszelf niet meer? Ik heb het natuurlijk over die kwaliteiten die tijdloos zijn. Ik hoop dat die angst voor de toekomst zal verdampen en dat het besef van de constante en fundamentele waarden voldoende kracht heeft om de toekomst hoopvol tegemoet te gaan.
Het voorbeeldige werk van Van Hoogevest hier in dit gemeentehuis van Dudok en de naar ik aanneem ongetwijfeld respectvolle revitalisering van het Rijksmuseum in Amsterdam zijn voorbeelden van een omgang met het verleden die naadloos de toekomst ingroeit. De kwaliteiten van Dudok en Cuypers zijn nú nog even actueel als tijdens het ontwerpproces toen. Als je bijvoorbeeld dóór de door ons nauwelijks te begrijpen ornamentiek van het Rijksmuseum heenkijkt, zie je een bijna high-tec kraakhelder gebouw met een prachtige logistiek, met als hoofdthema een voor een museum broodnodige afwisseling tijdens het kijken van ontspanning en inspanning. Inspanning in de schilderij-zalen met bovenlicht, ontspanning met zicht naar buiten voor oriëntatie in de 8 torens. Een prachtig concept wat straks weer in volle glorie voelbaar is. Het museum Hilversum is overigens schatplichtig aan dit concept.
Net als bij mensen waar er meer is dat ons bindt dan ons scheidt, gaat het ook bij gebouwen door de tijd heen meer om overeenkomsten dan verschillen. Het vergaren van kennis is absoluut noodzakelijk maar ook onvoldoende als het zich niet bindt met besef. Iets wat je bij je draagt, waarvan de kiem er altijd al was. Kennis kun je wegzetten in de boekenkast Besef zit in je genen, het DNA van ons denken, is een echo van onze verwerkte historie. We zíjn historie zou je kunnen zeggen, (hoewel er van een collectief geheugen nauwelijks sprake is…)
Mijn pleidooi is dan ook om naast het werken aan kennis vooral ruimte te maken voor besef ontwerpen met het hoofd, het hart en de buik!
Tenslotte nog een kleine kanttekening bij dit pleidooi om vanuit een groot overzicht te komen tot een klein inzicht.
Het gaat niet om grote, het globale, – besef is immers schaalloos – maar misschien wel meer om het kwetsbare het broze. Ik dank u voor uw aandacht.
Hans Ruijssenaars